Onderzoek naar de gevolgen van PFAS voor het leefmilieu

Publicatiedatum

Auteur

Stijn De Roo

Deel dit artikel

Normen worden opgesteld op basis van wetenschappelijk onderzoek, op basis van expertise en op basis van een politieke afweging. Vlaanderen is geen eiland in de wereld. Het is dan ook van belang dat onze regio de vinger aan de pols houdt in andere Europese regio’s en lidstaten, bijvoorbeeld over onderzoeken en normen over PFAS.

Vlaams volksvertegenwoordiger Stijn De Roo (cd&v) stelde hierover volgende vragen aan de bevoegde minister:

  1. Wordt er wetenschappelijk onderzoek verricht naar zowel statistische als causale verbanden tussen besmetting met PFAS en de leefomgeving?
  2. Op welke manier houdt de minister de vinger aan de pols wat het PFAS-onderzoek in andere landen betreft?
  3. Op welke manier houdt de minister de vinger aan de pols wat de PFAS-normen in het buitenland betreft?
  4. Hoe werkt de minister samen met andere landen rond PFAS-normering? 

Minister Brouns antwoordde:

"Naar aanleiding van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie PFOS/PFAS werd een versterkte en gecoördineerde aandacht gegeven aan onderzoek en monitoring van zorgwekkende stoffen en in het bijzonder PFAS, teneinde zo de verschillende kennisnoden maximaal af te stemmen en in te vullen. Hiertoe werd een administratieve werkgroep ‘onderzoek en monitoring’ opgericht. In deze werkgroep zijn entiteiten van het beleidsdomein Omgeving (afdelingen van het Departement Omgeving, VMM, ANB, OVAM en INBO) vertegenwoordigd, samen met het Departement Zorg. Ik zal deze werking ook structureel verankeren in het beleidsplan ‘zorgwekkende stoffen’, dat momenteel uitgewerkt wordt.

In het kader van deze afstemming van onderzoek rond zorgwekkende stoffen en meer bepaald PFAS wordt er op verschillende niveaus gewerkt aan het in kaart brengen van de impact van deze stoffen op zowel de mens als het leefmilieu. De beschikbare onderzoeksresultaten worden systematisch ontsloten via de website https://www.vlaanderen.be/pfas-vervuiling, waar zowel lopende als afgeronde studies worden toegelicht. Deze onderzoeken omvatten zowel de blootstelling aan PFAS (en andere zorgwekkkende stoffen) in de mens als de aanwezigheid van deze stoffen in de omgeving. De resultaten worden besproken binnen de expertengroep ‘zorgwekkende stoffen’ om wetenschappelijke inzichten te delen en de onderzoeksaanpak verder te optimaliseren.

Binnen de onderzoeksactiviteiten worden statistische verbanden onderzocht om een beter beeld te krijgen van mogelijke correlaties tussen blootstelling en gezondheidseffecten. Het vaststellen van causale verbanden is echter niet mogelijk, aangezien gezondheidseffecten beïnvloed kunnen worden door verschillende factoren (andere zorgwekkende stoffen, levensstijl, socio-economische variabelen, enz.). Daarom wordt er ingezet op een combinatie van monitoring en onderzoek, waarbij de relatie tussen PFAS in de leefomgeving, blootstelling in de mens en vroegtijdige gezondheidsparameters verder wordt geëvalueerd. Dit gebeurt in het kader van de 5de cyclus van de Vlaamse humane biomonitoringcampagne (2022-2027). Daarnaast wordt er in de omgeving van 3M een grootschalig bloedonderzoek uitgevoerd om de mate van blootstelling aan PFAS nauwkeuriger in kaart te brengen. Het departement Zorg onderzoekt de koppelingsmogelijkheden met andere data en werkt aan een design voor de uitrol van een longitudinale studie rond PFAS en Gezondheid. Er loopt ook een onderzoek naar de mogelijkheden en wenselijkheid van verdere biomonitoring in PFAS-typegebieden. Causaliteit wordt omschreven door de criteria van Bradford-Hill, cf. het Preventiedecreet. Hoewel we in Vlaanderen bijdragen aan inzicht vanuit een lokale situatie, rekenen we toch op de grote epidemiologische instituten in Europa en de VS om hier echt voortgang in te maken. Deze studies en inzichten leveren waardevolle informatie op voor het gezondheidsbeleid en vormen een belangrijke basis voor toekomstige beleidsmaatregelen rond PFAS.

Om de impact van PFAS op de leefomgeving verder te onderzoeken wordt het palingpolluentenmeetnet ingezet als impactindicator voor milieuverontreiniging. Dit draagt bij aan een breder inzicht in de aanwezigheid en verspreiding van zorgwekkende stoffen en in het bijzonder PFAS in waterlopen en ecosystemen, en de mogelijke impact hiervan op biota en de voedselketen. Ook wordt er op regelmatige basis kennisdeling georganiseerd met de universiteiten en kennisinstellingen zodat ook het academisch onderzoek betreffende de impact van PFAS in Vlaanderen maximaal wordt ontsloten en gedeeld.

De opvolging van onderzoek en monitoring in het buitenland gebeurt via actieve deelname aan het Europees Partnership for the Assessment of Chemical Risks (PARC), een samenwerking tussen Europese landen om de risico’s van chemische stoffen, waaronder PFAS, beter te begrijpen en te beheersen. Vlaanderen is binnen PARC sterk vertegenwoordigd, ook door kennisinstellingen zoals VITO,Universiteit Antwerpen (UA),Universiteit Gent (UGent), het Provinciaal Instituut voor Hygiëne (PIH) en Sciensano.

Daarnaast wordt er ook samengewerkt via het NORMAN-netwerk, een Europees platform voor de uitwisseling van kennis over opkomende verontreinigende stoffen. Dit netwerk bevordert de harmonisatie van meetmethoden en de ontwikkeling van nieuwe monitoringtechnieken, wat essentieel is om de impact van PFAS in het leefmilieu en de volksgezondheid beter in kaart te brengen. Door deze internationale samenwerking blijft Vlaanderen op de hoogte van de nieuwste wetenschappelijke inzichten en kan het beleid hierop afgestemd worden.

De afstemming van het PFAS-onderzoek met Nederland verloopt via structurele samenwerking tussen Vlaamse en Nederlandse overheidsinstanties, onderzoeksinstellingen en milieuagentschappen. Er wordt kennis uitgewisseld over monitoringmethoden, saneringsstrategieën en risicobeoordelingen, zodat beide landen profiteren van elkaars expertise en onderzoekservaring. Daarnaast wordt er samengewerkt binnen grensoverschrijdende projecten, zoals voor de monitoring van waterwegen en van ecosystemen waarin PFAS zich verspreiden. Deze samenwerking zorgt ervoor dat onderzoeksresultaten op elkaar worden afgestemd en draagt bij aan een gecoördineerde aanpak voor het beheer en de sanering van PFAS-verontreiniging in beide landen.

Uiteraard wordt ook binnen België kennis gedeeld m.b.t. onderzoek en monitoring. Het mandaat van de nationale CCIM-PFAS-Werkgroep is in september 2024 uitgebreid voor optimalere uitwisseling van info tussen de federale overheid en de Gewesten. In het bijzonder verzekert deze werkgroep de uitwisseling van informatie tussen de overheden van de uitgevoerde maatregelen (waaronder de vaststelling van normen) en de resultaten daarvan, alsook de inzake PFAS relevante uitgevoerde onderzoeken en metingen.

Specifiek voor bodem heeft OVAM verschillende acties en initiatieven voor internationale kennisuitwisseling, zoals EmConSoil – een internationaal netwerk door OVAM opgericht voor de aanpak van zorgwekkende stoffen in bodem en grondwater. Binnen dat netwerk worden congressen (ENSOr) en webinars georganiseerd. Daarnaast is er kennisuitwisseling door nieuwsbrieven.

Er is ook bilaterale kennisuitwisseling. Met Nederland gebeurt dit structureel (jaarlijks overleg tussen RIVM, VITO, OVAM, M&I), met andere landen occasioneel, zoals bv. onlangs met BAFU (Zwitserland). Vanuit OVAM zijn er eveneens contacten met EPA (Environmental Protection Agency) van de Verenigde Staten en met ALGA (Australasian Land & Groundwater Association). Daarnaast neemt OVAM deel aan internationale congressen rond PFAS-beleid en -onderzoek.

Ter onderbouwing van normen wordt de gezondheidskundige vinger aan de pols gehouden door internationaal wetenschappelijk inzicht te gebruiken in een stofspecifieke diepteanalyse via het ‘protocol for the selection of health based reference values’, om te komen tot gezondheidskundige advieswaarden.

De Vlaamse werkgroep ‘humane Zeer Zorgwekkende Stoffen’ geeft advies, waarna de niet-bindende gezondheidskundige advies waarden kunnen gebruikt worden in gezondheidskundige impactanalyses, of voor het vastleggen van normen. De normstelling houdt in dat naast gezondheid ook andere factoren in rekening worden gebracht zoals technische haalbaarheid, socio-economische overwegingen, ecotoxicologische overwegingen...

Bepaalde milieukwaliteitsnormen worden op Europees niveau vastgelegd en gelden in alle lidstaten. Dit is bijvoorbeeld het geval voor oppervlaktewater, drinkwater en grondwater. Bij nieuwe ontwikkelingen in Europese regelgeving nemen Vlaamse collega’s deel aan relevante werkgroepen binnen de Belgische standpuntbepaling of in de Europese fora als Belgische vertegenwoordiger.

We blijven aandringen op een kordaat Europees beleid inzake zorgwekkende stoffen (onder andere PFAS) met als aandachtspunt dat er voor de maatschappelijk noodzakelijke toepassingen een gelijkwaardig en mens- en milieuvriendelijk alternatief voorhanden moet zijn.

Voor de onderbouwing van normen die niet op Europees niveau worden vastgelegd, wordt gekeken naar wat er reeds beschikbaar is in de internationale wetenschappelijke literatuur en naar voorbeelden in andere landen.

Kennisuitwisseling over normering gebeurt eveneens in de nationale CCIM-PFAS-werkgroep. Ook met Nederland vindt regelmatig (tenminste jaarlijks) overleg plaats over PFAS en andere zorgwekkende stoffen, met onder meer aandacht voor normering. Er is ook een samenwerkingsakkoord tussen Vlaanderen en US-EPA waarin kennisuitwisseling over PFAS aanpak plaatsvindt. Ten slotte volgen experten van mijn administratie de literatuur op en nemen deel aan internationale congressen i.v.m. de PFAS aanpak, zoals het internationale PFAS-congres dat Vlaanderen zelf organiseerde in februari vorig jaar. De diensten van mijn administratie stemmen ook af met buitenlandse collega’s in relevante fora zoals IMPEL.

Medewerkers van OVAM nemen ook deel aan COMMON FORUM, een informeel Europees overlegorgaan over de aanpak van bodem- en grondwaterverontreiniging. Vanuit Vlaanderen trekken we binnen COMMON FORUM de werkgroep rond PFAS, die regelmatig samenkomt, en waar de meest recente ontwikkelingen i.v.m. beleid en regelgeving voor PFAS in bodem en grondwater worden gerapporteerd en besproken. Normering van PFAS in bodem en grondwater is een onderdeel van deze uitwisseling.

Binnen België bestaat een structureel overleg met de drie gewesten rond het bodembeleid. Met Nederland is er ook een structureel overleg rond de aanpak van bodemverontreiniging, het zogenaamde BOLL (BodemOverleg Lage Landen). Daarnaast zijn er meer occasionele contacten met vele Europese landen rond de toetsingswaarden voor PFAS in bodem en grondwater, dit natuurlijk in zoverre dat die landen zelf al beschikken over een toetsings- of handelingskader. Voorbeelden hiervan zijn Duitsland (Umweltbundesamt), Denemarken, Zweden, en Zwitserland."

Nieuws

Opening 'Bommenbos' opnieuw vertraagd

Domein De Ghellinck, ook bekend als het 'Bommenbos' maakt deel uit van het Parkbos in Zwijnaarde. Het domein is echter nog niet toegankelijk voor het publiek. Uit een vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Stijn De Roo (cd&v) blijkt nu dat het bodemonderzoek dat moet uitwijzen welke saneringen nodig zijn, vertraging opliep. Het natte weer gooide roet in het eten.

Inzet van AI voor het analyseren van beelden van sluikstortcamera's

Uit het jaarverslag 2024 van de Politiezone Gent, besproken tijdens de themacommissie Jaarverslag Politie van 20 maart 2025, blijkt dat het aantal meldingen van verschillende vormen van overlast – zoals zwerfvuil, nachtlawaai, wildplassen en graffiti – over het algemeen gedaald is. Een uitzondering daarop is het fenomeen van sluikstorten.

Komen er in Gent trajectcontroles tegen sluipverkeer?

Het handhaven van plaatselijk verkeer is een hele uitdaging, die veel tijd en capaciteit vraagt van de politie. ANPR-camera's kunnen daarbij een oplossing bieden: wie op een korte tijdspanne langs twee camera's rijdt, krijgt een boete. Dat is niet zo voor wie uit het gebied met plaatselijk verkeer vertrekt of ergens stopt.