Studie naar de afbouw van afvalverbrandingscapaciteit lopende

Publicatiedatum

Auteur

Stijn De Roo

Deel dit artikel

Interafval waarschuwt op zijn website dat de overcapaciteit aan afvalverbranding er in Vlaanderen voor kan zorgen dat meer recycleerbaar afval wordt verbrand. In het najaar van 2024 startte de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) een studie op naar een instrument dat de afbouw van afvalverbrandingscapaciteit kan ondersteunen.

Die studie wordt uitgevoerd door Deloitte en moet een overzicht maken van de kosten en opbrengsten van de ontmanteling van de installaties. Daarnaast worden mogelijke compensaties onderzocht.

Vlaams volksvertegenwoordiger Stijn De Roo (cd&v) stelde hierover volgende vragen aan de bevoegde minister:

  1. Welk traject wordt gelopen binnen de studie naar een instrument om de afbouw van de afvalverbrandingscapaciteit te ondersteunen? Graag een overzicht van de verschillende stappen of fases.
  2. Welk plan van aanpak wordt gehanteerd voor het uitwerken van de studie?
  3. Welke partijen, instanties, organisaties enzovoort worden in de studie betrokken en op welke manier?
  4. Op welke manier en naar wie zullen de resultaten van de studie worden gecommuniceerd?
  5. Welke andere trajecten lopen er momenteel over de overcapaciteit aan afvalverbranding? Graag een overzicht.

Minister Brouns antwoordde:

"Er bestaat een risico dat in geval van overcapaciteit de verbrandingsinstallaties hun gate fees laten zakken om toch nog voldoende afval aan te trekken, wat vervolgens de recyclagesector onder druk kan zetten. Dit is een situatie die we in Vlaanderen willen vermijden. Daarom voert de OVAM een beleid waarbij er steevast wordt gestreefd naar een zo goed mogelijk evenwicht tussen het aanbod aan brandbaar afval en de verbrandingscapaciteit hiervoor. Momenteel zijn deze in quasi evenwicht.

Het huidige beleid zet verder in op een reductie van het restafval. Hiervoor zijn o.a. in het Lokaal Materialenplan concrete doelstellingen opgenomen. Volgend op de realisatie van deze reductiedoelstellingen, zal de verbrandingscapaciteit proportioneel afgebouwd moeten worden om dit evenwicht tussen aanbod en capaciteit in stand te houden.

Het meest wenselijke scenario is dat de verbrandingscapaciteit op eigen initiatief door de exploitanten van afvalverbrandingsinstallaties wordt afgebouwd. Om deze afbouw te faciliteren werd er gekeken of hiertoe een faciliterend instrument ontwikkeld kan worden. Deloitte heeft van de OVAM de opdracht gekregen een studie uit te voeren om te bekijken in hoeverre er noodzaak is aan dergelijk instrument en welke vorm dit dan zou kunnen aannemen. Als onderdeel van deze studie heeft Deloitte begroot welke kosten en baten gepaard gaan bij de afbouw van verbrandingscapaciteit.

Volgende stappen werden door Deloitte genomen bij de opmaak van de studie:

  • Literatuuronderzoek;
  • Interviews met exploitanten van verbrandingsinstallaties;
  • Interactieve workshop;
  • Opmaak rapport.

De studie analyseert zes beleidsopties, waaronder heffingsverhogingen en -verlagingen, solidariteitsfondsen en verbrandingscertificaten. De OVAM zal deze opties verder onderzoeken en bespreken met de stakeholders. In lijn met de beleidsintenties zoals ik opnam in mijn beleidsnota, gaat de voorkeur uit naar een traject waarbij de milieuheffingen trapsgewijs verhoogd worden, en waarbij een deel van de meerinkomsten kunnen terugvloeien naar de sector, ter ondersteuning van maatregelen die verder bijdragen aan nog meer afvalpreventie en recyclage.

De uitwerking van deze optie wordt verder opgenomen binnen het lopend project van de gehele decretale herziening van de milieuheffingen. Deze herwerking heeft als doel de sturende werking van de milieuheffingen te versterken, door afvalstromen d.m.v. economische prikkels te stuwen naar de meest milieuwenselijke verwerkingswijze, zijnde naar materiaalrecyclage in plaats van verbranding met energierecuperatie.

Bij de opmaak van deze studie zijn alle (publieke en private) exploitanten van Vlaamse (mee)verbrandingsinstallaties die huishoudelijk afval of gelijkaardig bedrijfsafval verwerken bevraagd. Daarnaast werden ook enkele sectorfederaties betrokken, namelijk Interafval, Denuo en BW2E.

Het is niet de bedoeling om deze studie actief breed te publiceren. De studie werd uitgevoerd als een voorbereidend werk in de aanloop naar het opstellen van concrete beleidskeuzes. Ze wordt momenteel gefinaliseerd, na een aantal beperkte aanpassingen op vraag van de stakeholders. De finale versie zal vervolgens aan alle rechtstreeks betrokken actoren worden bezorgd. De studie kan ook steeds opgevraagd worden bij de OVAM.

Momenteel is er in Vlaanderen géén overcapaciteit voor afvalverbranding. De OVAM volgt jaarlijks het aanbod brandbaar afval en de beschikbare afvalverbrandingscapaciteit op in het rapport ‘Aanbod en capaciteit voor storten en verbranden’. De realisatie van de afvalreductiedoelstellingen zoals opgenomen in het Lokaal Materialenplan, zou echter resulteren in een daling van dit aanbod met ca. 500.000 ton. Aangezien Vlaanderen streeft naar een evenwicht tussen aanbod en capaciteit, betekent dit dat Vlaanderen zich wel dient voor te bereiden op een gefaseerde afbouw van de afvalverbrandingscapaciteit. Belangrijke nuance hierbij is dat de capaciteit het aanbod volgt, en niet omgekeerd. Het aanbod moet dus in de eerste plaats structureel en betekenisvol dalen vooraleer de capaciteit afbouwt.

De OVAM werkt aan een set van criteria (het zgn. afwegingskader) om te beoordelen of een installatie al dan niet verder kan worden uitgebaat voor de langere termijn. Deze set van criteria zal onder andere rekening houden met het potentieel voor klimaatneutrale uitbating op de langere termijn, het (toekomstig) beschikbare afvalaanbod rondom de installatie, de mogelijkheid tot hoogwaardige warmte-afzet ten voordele van de energie-efficiëntie, ruimtelijke planning en het behalen van minimale emissies.

In eerste instantie beoogt de OVAM met dit kader inzicht te verschaffen aan de sector om het eigen toekomstpotentieel te voorzien, en waar nodig over te gaan op vrijwillige sluiting. De precieze uitwerking is echter nog lopende, en wordt politiek nog afgetoetst. We voorzien de uitwerking en het uitbrengen van het kader in het najaar van 2025."

Nieuws

Ontbreken van de Pretkamjonet in de deelgemeenten van Gent

De Pretkamjonet is een bestelwagen boordevol spelmateriaal die tijdens de schoolvakanties naar verschillende pleinen in Gent rijdt. Kinderen tussen 3 en 11 jaar vinden er fietsen, grote spelen, sportmateriaal, circusspullen en een springkasteel.

143 miljoen euro Vlaamse investeringen in Gent voor periode 2025 - 2027

Vlaanderen voorziet de komende drie jaar meer dan 143 miljoen euro aan concrete infrastructuurprojecten in en rond Gent. Er zijn voor de stad ook drie 'Grote Projecten' voorzien: Gentspoort (940 miljoen euro), R4 West/Oost (777 miljoen euro) en stelplaats Wissenhage (180 miljoen euro).

Stand van zaken van het landinrichtingsproject Moervaartvallei

De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei, dat ligt ten noordoosten van Gent, op het grondgebied van Gent (Sint-Kruis-Winkel en Mendonk), Wachtebeke, Moerbeke, Lochristi, Lokeren, Sint-Niklaas en Stekene. Via landinrichting bouwt de VLM samen met haar partners de verschillende openruimtefuncties (landbouw, natuur, recreatie, waterbeheer, landschap en onroerend erfgoed) verder uit.